Met lichte voeten dans ik in sterrenstof
onder tintelende stralen
boven een bas van trillende snaren
Geur van plakkerig feestzweet, omarmd
door gedrang van botten, vet en vel buig ik mee
in een galm van gulzige ogen
monden en tongen
Als een lokkitten
zwelg ik
in een menigte die zich schransend en schokkend voortstuwt
over een klevende vloer
verzadigd van gerst en hop
Ik spin, spring, blaas, jank
vind weerklank in de sterren die glansrijk draaien
door de ruimte, door mijn hoofd
door de nacht die mij verzekert
dat hoogtij verrijst
als verlangens zijn geclaimd en de dag de dans overneemt.